In zeven verschillende Ayaat (Koranverzen) lezen we expliciete verwijzingen naar de hadj. Deze zijn te vinden in Soerat Al Baqarah, Soerat Aal Imraan, Soerat At Tawba en Soerat Al Hadj.

In Ayaah 3:97 zegt Allaah:

“En Allaah heeft voor de mensen de hadj verplicht gesteld, (voor hen) die in staat zijn daarheen op weg te gaan.”

Allaah maakt hier onderscheid tussen mensen die in staat zijn de hadj te verrichten en zij die dit niet kunnen. De uitzonderingen en de compensatie voor hen die de hadj niet, of slechts gedeeltelijk, kunnen verrichten worden genoemd in Ayaah 2:196:

“En verricht de hadj en de oemrah voor Allaah. En indien jullie dan verhinderd zijn, laat dan aan offerdier slachten dat gemakkelijk te vinden is, en scheert jullie hoofden pas als het offerdier zijn slachtplaats heeft bereikt. Maar als iemand van jullie ziek is of een letsel aan zijn hoofd heeft, is er Fidyah (een vervangende plicht): het vasten of het voeden (van armen) of het slachten van een offerdier. Als jullie in veiligheid zijn, moet hij die gebruik maakt van Oemrah, tegelijk met de Hadj een offer brengen, dat gemakkelijk verkrijgbaar is. Maar degenen, die niets (geen offer) kunnen vinden, moeten drie dagen gedurende de bedevaart vasten en zeven dagen, wanneer (men) terugkeert; dit is tien dagen in het geheel. Dit is voor hem, wiens familie niet dicht bij de Heilige Moskee woont. En vreest Allaah en weet, dat Allaah streng is in de bestraffing.”

Ayaat 22:27 verwijst naar de (verre) reizen die pelgrims moeten afleggen om in Mekka aan te komen:

“En roep onder de mensen op tot de hadj, zodat zij te voet tot je komen en op magere kamelen, van elke vergelegen plek.”

Naast het offer, het scheren van het haar en de ihraam, wordt ook het sa’i-ritueel genoemd in de Koran, in Ayaat 2:158. Hierbij lopen of rennen pelgrims zeven maal tussen de heuvels Safa en Marwa, waarbij Hajars zoektocht naar water voor haar zoon Ismaël herinnerd wordt:

Zeker, as-Safa en al-Marwa zijn onder de tekenen van Allaah. Er rust derhalve op hem, die de Hadj verricht, of de Oemrah verricht, geen blaam, indien hij om beiden (heen) loopt. En wie vrijwillig goed doet, voorzeker, Allaah is Waarderend, Alwetend.”

In Ayaah 3:97 zegt Allaah:

“En Allaah heeft voor de mensen de hadj verplicht gesteld, (voor hen) die in staat zijn daarheen op weg te gaan.”