Tegenwoordig nemen jaarlijks zo’n 5.000 Nederlandse moslims deel aan de hadj. Mekka heeft al sinds het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw een aantrekkingskracht op (al dan niet bekeerde) Nederlanders. Zij reisden naar de bedevaartstad vanuit Egypte of Indonesië via de havenstad Djedda aan de Rode Zee. De islamoloog en oriëntalist Christiaan Snouck Hurgronje (1857-1936), die zich in 1884 tot de islam had bekeerd, woonde in 1885 een half jaar in Mekka. Hij fotografeerde er en deed verslag van zijn observaties van het dagelijks leven in zijn tweedelige werk Mekka. Hij moest het land verlaten voordat hij aan de hadj van dat jaar mee kon doen. Iemand die de hadj wel deed was Arthur Neervoort van der Poll, die in 1891 werd geboren in Amsterdam en zich in 1911 in Djedda vestigde. In 1915 bekeerde hij zich tot de islam. In Djedda runde hij een handelsfirma en verdiende veel als agent voor Nederlandse scheepvaartmaatschappijen die zich met het transport van pelgrims bezighielden. Over zijn hadj-ervaringen is weinig bekend. De in Nederlands-Indië geboren George Krugers (1890-1962) filmde in 1928 Het Groote Mekka-Feest, de eerste film over de hadj. Hij verbleef, vermomd als pelgrim, een half jaar in Saoedi-Arabië. Enkele jaren later deed de tot de islam bekeerde Nederlandse Dr. van der Hoog, de befaamde cosmeticafabrikant, verslag van zijn eigen bedevaart in zijn boek Pelgrims naar Mekka.

Naast individuen die Mekka bezochten, was ook de Nederlandse staat al in de negentiende eeuw betrokken bij de organisatie van de reis van pelgrims uit Nederlands-Indië naar Mekka. Daartoe richtte Nederland al in 1872 een consulaat op in de havenstad Djedda. Als koloniale gezagvoerder over Nederlands-Indië verplichtte Nederland alle pelgrims uit Nederlands-Indië een reispas aan te vragen. Hierop werden naast leeftijd en eventuele uiterlijke bijzonderheden, zoals littekens, vermeld evenals de namen van personen aan wie in geval van overlijden alle bezittingen moesten worden overgedragen. Met deze reispas diende elke pelgrim zich bij aankomst in Djedda te registreren bij het Nederlands Consulaat. Eind negentiende eeuw werd Aceh door de moslim bevolking ‘het voorportaal van het Heilige Land’ genoemd, omdat pelgrims uit alle delen van Indonesië zich hier inscheepten.

Tijdens zijn verblijf in West-Arabië had Christiaan Snouck Hurgronje speciale belangstelling voor pelgrims uit Nederlands-Indië. Zijn reis- en verblijfskosten in 1884-85 werden gedeeltelijk betaald door de Nederlandse overheid, die graag meer informatie wilde over het pan-islamitische gedachtegoed van de Indonesische gemeenschap in Mekka. Nederland was sinds 1873 verwikkeld in een oorlog tegen het Sultanaat van Aceh, Sumatra, waarin islamitische sentimenten een grote rol speelden. Men vermoedde dat deze sentimenten in de gemeenschap in Mekka werden gevoed.